Columns
          De verplaatsbare mens
                      Begin  jaren tachtig is het allemaal begonnen. Mijn eerste portable computer was een  gevaarte met de omvang en het gewicht van een forse naaimachine. Alleen als je  over stevige spieren en een gezonde rug beschikte, kon je het apparaat zonder  problemen in je eentje in de kofferbak van de auto krijgen. In die tijd werden  ook de eerste mobiele telefoons met zware accu’s door dubieuze, gespierde types  het café binnengedragen. Er is veel veranderd de laatste jaren: alles is  portable en mobiel geworden. Nu de mens zelf nog.
    In kantoren nieuwe stijl kunnen we de eerste  verplaatsbare medewerker al bewonderen.   Met een pinpasje activeert hij zijn verrijdbare bureau en op het  beeldscherm verneemt hij op welke werkplek hij vandaag is ingepland.  Achter het bureau loopt hij door de lange  gang op zoek naar zijn stek voor deze dag.   Op zijn plaats aangekomen plugt hij zijn werktuigen in en knikt  vriendelijk naar zijn buurman of buurvrouw die hij vagelijk kent.  Op het beeldscherm verschijnen opwekkende  mededelingen van zijn organisatie en een opsomming van de taken die hij moet  verrichten.  Uit de bureaula komt een  portretje van vrouw en kinderen tevoorschijn, dat naast de computer wordt  geplaatst.  Een laatste poging om een  vertrouwde, veilige omgeving te creëren. 
    Zeventien jaar na datum begint het alsnog op  Orwells '1984' te lijken. Iedereen moet mobiel worden, niet alleen qua werkplek  maar ook qua functie.  Langer dan vijf  jaar op dezelfde stoel blijven zitten wordt in sommige organisaties gezien als  een dubieus verschijnsel.  Hoofdschuddend  en met gefronste wenkbrauwen worden motivatie en inzetbaarheid van vraagtekens  voorzien.  'Weet je zeker dat je niet  eens wat anders wilt?'
    De grote fout die wordt gemaakt bij het  stellen van deze mobiliteitsnorm, is het algemene karakter ervan: mobiliteit is  goed.  Er wordt te weinig naar de  karakteristieken van het individu gekeken, zoals zijn levensstijl en de  levensfase waarin hij verkeert.   Daarnaast kun je je afvragen voor welke functies mobiliteit eigenlijk  belangrijk is. Waarschijnlijk zijn regelmatige wisselingen van leidinggevenden  essentieel om de organisatie in beweging te houden, maar dat geldt weer niet  voor de meer gespecialiseerde medewerkers.   Mensen verschillen in de mate waarin ze veranderingen waarderen - en  ook: aankunnen.  Wat is er eigenlijk mis  met iemand die gedurende lange tijd in één bepaalde functie goed  functioneert?  Juist die bekende omgeving  en de vertrouwde kennis en vaardigheden die steeds beter worden beheerst,  zorgen voor zijn of haar goede prestaties.   Degene die er met de pet naar gooit of zich niet aanpast aan nieuwe  werkwijzen, vormt natuurlijk een probleem. Dit zou dan onderwerp moeten zijn  van een functioneringsgesprek.   Overplaatsing met goede begeleiding zou een van de oplossingen kunnen  zijn om iemand weer in beweging te brengen.
    Naast de veiligheids- en  vertrouwdheidszoekers bestaan er genoeg mensen voor wie nieuwe uitdagingen op  de voorgrond staan.  Ze vervelen zich  snel en staan altijd open voor veranderingen en overplaatsingen. Te lang op één  plek zitten is ongezond voor hen én voor de organisatie.  De extreme variant hiervan is de medewerker  die voortdurend uitkijkt naar iets nieuws en daardoor eigenlijk nooit zijn  competenties ontwikkelt.  Dit gebeurt  vaak bij de snelle stijgers in de organisatie - zij die steeds hogerop willen  en voortdurend vooruit blikken in plaats van langere tijd de volle aandacht te  geven aan het werk en de mensen die ze managen.   Ten onrechte krijgen ze veel lof toegezwaaid voor al deze mobiliteit.  Ook hier zou een gesprek op zijn plaats zijn,  in de trant van 'ben je niet te veel met je eigen belangen bezig?'
    Een goed  mobiliteitsbeleid is persoonsgericht en houdt rekening met de verschillende  kwaliteiten en eigenschappen van mensen.   Algemene kreten en maatregelen geven het management misschien een goed  gevoel ('wij zijn dynamisch en flexibel'), maar er wordt ook veel onheil mee  aangericht.  Waarom mogen werknemers dat  menselijke gevoel van veiligheid en vastigheid niet houden?  Bekend is dat het ontbreken ervan een van de  belangrijke stressbronnen is.  Vaak juist  bij degenen met een grote toewijding aan het werk.
          © Theo IJzermans
        
Columns: